Het principe van een conventionele oven bestaat uit elektrische weerstanden boven en/of onder die hun warmte afgeven aan de ovenruimte.
Hoewel de conventionele oven reeds meerdere decennia bestaat, is het principe ervan nog steeds ongewijzigd gebleven: elektrische weerstanden boven en/of onder, geven hun warmte af aan de ovenruimte. De onderste weerstand zit meestal onder de bodemplaat van de oven gemonteerd. Op deze manier wordt vermeden dat het vuil en vet dat tijdens het bakken en braden op een een rooster ontstaat rechtstreeks op de weerstand terecht. Een andere reden is echter om een betere warmtespreiding te verkrijgen: de weerstand zal de bodemplaat van de oven opwarmen, waardoor de warmte zich gelijkmatig over deze metalen plaat verdeelt. Het is de bodemplaat die op haar beurt de warmte over het hele oppervlak aan de ovenruimte zal afgeven. Op deze manier wordt een ongelijkmatige warmteafgifte boven de geplooide buisweerstanden vermeden – net oven de weerstand heerst een warmtepiek, tussen de weerstand in heerst er dan weer minder warmte. Bij een aantal types ovens zit de bovenste weerstand verzonken maar zichtbaar gemonteerd om het risico op verbranding te vermijden dat wanneer men met de handen in de ovenruimte gaat. De bovenste weerstand kan niet achter een metalen wand worden gemonteerd en dit om twee redenen: daar de warme lucht de neiging heeft om te stijgen zou het veel moeilijker worden om de warmte in de ovenruimte te krijgen. Een andere reden is dat de bovenste weerstand ook als grillweerstand worden gebruikt. Om te grillen maakt men van de infrarode straling van de weerstand gebruik om een krokant korstje te verkrijgen. Wanneer de weerstand achter een plaat zou zijn gemonteerd, kan de infrarode straling het grillgoed niet bereiken.
De weerstanden leveren zo een statische stralingswarmte. Hierdoor is er een langere opwarmingstijd nodig. Omdat warme lucht stijgt, krijgen we een spontane luchtcirculatie oftewel natuurlijke convectie. Hierdoor is de warmte ongelijkmatig verdeeld, ttz, onder in de ovenruimte is het minder warm dan bovenaan. Daarom is het belangrijk dat het voedsel op het juiste niveau wordt geplaatst. In de meeste ovens vindt men dan ook een viertal mogelijke niveaus, die elk geschikt zijn voor een welbepaald soort bereiding. Om een optimaal bak- en braadresultaat te verkrijgen zal men bij de klassieke of conventionele oven veelal een temperatuur boven de 200° C dienen in te stellen. Daardoor zal het braadgoed beginnen spatten, waardoor de oven moeilijk te reinigen wordt. Op conventionele ovens vindt men vaak volgende kookfuncties terug: conventionele of boven- en onderwarmte en grillonderwarmte.
Enkele voorbeelden:
Om wille van de lagere temperatuur op het laagste niveau, gebruik je dat best voor spijzen zoals cake, brood, biscuit of grote te braden stukken vlees.
Het middelste niveau dient veelal voor het bereiden van vis, gebraad, gevogelte, koekjes, gebak op plaat en dergelijke.
Op het bovenste niveau, ten slotte, bereidt men eigenlijk alles wat geroosterd of gegratineerd moet zijn. De temperatuur is hier immers het hoogst en dankzij de warmte en de infrarode straling afgegeven door de bovenweerstand zal men een mooi bruin korstje te krijgen. De bovenste weerstand wordt soms ook wel grillweerstand genoemd.